Stikstofbemestingsrichtlijnen Voedergewassen

(maïs, voederbieten, GPS granen, luzerne)

Dit betreft de gewassen maïs, voederboeten, GPS (Gehele Plant Silage) granen en luzerne. In Tabel 2.3 staan de N-bemestingsrichtlijnen voor de voedergewassen maïs, voederbieten en GPS van triticale, wintertarwe en zomergerst weergegeven. De adviezen zijn vastgesteld door de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen. Luzerne heeft geen stikstof nodig doordat het gewas zelf luchtstikstof bindt.

Klik op de tabel om deze te vergroten

tabel 2.3.jpg

Opmerkingen bij Tabel 2.3

Algemeen

1. De bemonstering voor de vroege Nmin-bepaling dient zo kort mogelijk vóór het zaaien dan wel de 1e gift plaats te vinden. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de tijd die nodig is voor analyse en rapportage van de uitslag.

Maïs

2. Op zandgrond, waarop in voorgaande maanden geen mest is uitgereden, is de hoeveelheid Nmin vóór zaai in de laag 0-30 cm doorgaans niet veel hoger dan circa 20 kg per ha. Een aparte Nmin-bepaling is dan weinig zinvol zodat kan uitgegaan worden van een vaste gift van 185 kg N per ha. Alleen na droge winters kan het zinvol zijn een bemonstering uit te voeren, omdat er dan waarschijnlijk minder stikstof is uitgespoeld. Op zandgrond, waarop in februari wél mest is uitgereden én op klei- en veengrond wordt wel een Nmin-bepaling geadviseerd.

3. De bemonstering voor de Nmin-bepaling na opkomst dient in het 3-4-bladstadium plaats te vinden en 15-20 cm naast de rij zodat een eventuele bijbemesting vóór het 6-blad-stadium kan worden uitgevoerd. Een Nmin-bepaling is alleen zinvol als het voorjaar uitzonderlijk nat en koud is geweest en er door verwachte geringe mineralisatie en/of uitspoeling twijfels bestaan over de beschikbaarheid van voldoende stikstof. Het uitvoeren van een bijbemesting is alleen lonend als de hoeveelheid Nmin bij late bemonste-ing lager is dan 175 kg per ha. In het algemeen wordt een strategie met gedeelde giften niet aanbevolen.

4. Voor de N-nawerking van groenbemesters en oogstresten wordt verwezen naar de pagina N-korting na onderwerken groenbemesters en oogstresten.

GPS

5. De 1e gift toedienen in het vroege voorjaar (februari/maart).

6. De 2e gift toedienen bij begin stengelstrekking (groeistadium 6-7 volgens Feekes, DC 31-32).

Richtlijn voor rijenbemesting bij maïs

Rijenbemesting met stikstof (zowel kunstmest als dierlijke mest) geeft een 1,25 maal betere stikstofwerking dan volvelds toediening. Dit betekent dat, voor zover de stikstof via rijenbemesting wordt toegediend, met 80% van de volvelds gift kan worden volstaan. Dit geldt ook voor een eventuele startgift.

Werkwijze:

  • Bereken de stikstofgift volgens de richtlijn in Tabel 2.3 (voor volvelds bemesting).
  • Corrigeer de gift zonodig voor de N-nawerking uit ondergewerkte groenbemesters en oogstresten.
  • Neem van de aldus bepaalde stikstofgift 80%.

Voor ondersteuning van de jeugdgroei is het sowieso raadzaam om 20-30 kg N per ha van de (volvelds) adviesgift als rijenbemesting met kunstmest toe te dienen.

Rijenbemesting met stikstof kan tot een niveau van 120 kg N per ha worden uitgevoerd zonder grote gewasschade. Wanneer tevens fosfaatkunstmest in de rij wordt toegediend, kan het beste een niveau van maximaal 120 kg stikstof en fosfaat per ha gezamenlijk worden aangehouden.

Rijenbemesting bij maïs kan ook worden uitgevoerd met drijfmest. Wanneer drijfmest in de rij wordt toegediend, is het mogelijk dat het stikstofadvies niet volledig gedekt wordt. Momenteel is het technisch niet mogelijk om tegelijkertijd met de drijfmestrijenbemesting een rijenbemesting met kunstmest uit te voeren. Het wordt echter afgeraden om eventuele kunstmestaanvullingen volvelds toe te dienen omdat deze weinig effectief zijn bij dergelijke bemestingsniveaus.

Bij rijenbemesting met drijfmest dient niet meer dan 35 m3 per ha te worden toegediend, omdat anders de mest onvoldoende wordt ondergewerkt. Doordat met relatief zware machines over geploegd land wordt gereden is op lagere en/of zwaardere gronden de kans op structuurschade aanwezig. Voorkom dat zaad in de drijfmest terechtkomt. Dit heeft een slechtere opkomst tot gevolg.